
44
De juiste pannen
Zuinig met energie
omgaan
Om energie te besparen, moet u . . .
– Alleen pannen met een gladde, vlakke bodem ge-
bruiken.
– Een kookzone pas inschakelen als er een pan op
staat.
– Indien mogelijk, altijd een deksel op de pan leggen.
– De kookzone enkele minuten vóór het einde van
de kooktijd uitschakelen om gebruik te maken van
de nawarmte.
– De nawarmte van kookzones gebruiken om ge-
rechten warm te houden of levensmiddelen te
smelten.
– Een pan altijd midden op de kookzone zetten.
Pannen
Pannen mogen niet kleiner zijn dan de kookzone en
liever niet meer dan 10–15 mm groter dan de diameter
van de kookzone.
Gebruik altijd pannen met een gladde, vlakke bodem.
De panbodem moet altijd schoon en droog zijn. Zet al-
tijd een deksel op de pan.
Controleer of de panbodems glad en onbeschadigd
zijn; bodems met bramen en scherpe randen bescha-
digen het glaskeramiek.
Krassen kunnen ook ontstaan door zandkorreltjes
(bijv. uit groente), die met de pan over het glaskera-
miek worden bewogen of door bramen in de randen
van panbodems.
Om lelijke krassen in het glaskeramiek te voorkomen,
kunt u pannen beter verplaatsen door ze op te tillen en
niet te verschuiven.
Panbodems van aluminium en koper kunnen verkleu-
ringen achterlaten die alleen moeilijk of zelfs helemaal
niet te verwijderen zijn.
Panbodems buigen normaal 0,1–0,5 mm naar binnen
(worden hol). Ze mogen in geen geval naar buiten bui-
gen (bol worden).
Controleer of het toestel na gebruik uitgescha-
keld is. Alle schakelaars moeten uitgescha-
keld zijn.
Commentaires sur ces manuels